Architectuur staat niet op de agenda, bouwen wel.

Er is iets vreemds aan de hand. Elk onderwerp wordt in de 2e kamer besproken. De kwaliteit van de zorg, van het onderwijs maar de kwaliteit van de gebouwde omgeving nauwelijks.
Het is door architectuur lokaal op de agenda gezet. Maar het kreeg weinig aandacht. Ja, wel als Hugo weer een bouwplaats of woonfabriek bezoekt. Dat gaat over aantallen.

Soms vraag ik me wel eens af hoe complex we de wereld maken. Alles heeft met elkaar te maken, maar als je alles aan elkaar relateert, gebeurt er meestal weinig. In eenvoud zit vaak de kracht. De opgave is zelfs complexer, intelligenter en daarmee uitermate boeiend. Die ruimte moeten we wel krijgen en vooral nemen. Wij zijn instaat hierop antwoorden te geven. De stad is ook niet in één dag gebouwd op het moment dat we alles wisten of dachten dat we alles wisten.

Beslissingen neem je natuurlijk met een zicht op waar we naar toe willen, de veelgebruikte `’stip”, en vooral waar we naar toe moeten. Integraliteit is daarbij voorwaarde. De opgaves van deze tijd zijn niet ééndimensionaal. Maar als we het te complex maken is de kans groot dat het vastloopt. Veel discussies over de kwaliteit van onze gebouwde omgeving worden versimpeld tot geld en proces. De STIKO’s domineren de opgaven. Complex, natuurlijk omdat alles met elkaar te maken heeft en niet te overzien is wat de gevolgen zijn. Een vriend van mij heeft het altijd over “Eat the Elefant in pieces”. En daar heeft hij gelijk in. Zonder het totaal uit het oog te verliezen.

Bij alles gaat het erom hoe je het doet, hoe je het maakt, hoe je het vormgeeft. De kwaliteit van de oplossing. We zijn vaak geneigd om alles in regels te vatten. Die toetsbaar zijn en een vangnet voor de middelmaat. Maat het dwingt je niet verder te denken, het naar een veel hoger niveau te tillen. Het ontbreekt daarnaast vaak aan durf, aan lef. Om beslissingen te nemen om iets te doen, maar ook om iets niet te doen. Wie durft er nog een expliciet standpunt in te nemen zonder dat hij of zij daarna volledig onderuit gehaald wordt. Renzo Piano beschreef de balans tussen voorzichtigheid en moed. Waarbij voorzichtigheid kan leiden tot middelmaat, tot slappe oplossingen maar waar moed ook geweld kan zijn.

Het vinden van die balans is de basis van ons vak. We zien daarnaast een leegloop aan kennis, niemand durft nog in de politiek verantwoordelijkheid te nemen. Wethouders, raadsleden en ministers stappen op. En de beslissingen die nodig zijn m.b.t. tot ons land, de duurzame opgave worden niet genomen of vooruit geschoven. Rijksbouwmeester Francesco Veenstra had het over een “hernieuwde impuls” om de ruimtelijke ordening weer vlot te trekken. Dat zal een kwaliteitsimpuls moeten zijn maar vooral een kwaliteitsdebat en beleid. Ik maak me daar echt zorgen over. Ook de rol die wij kunnen nemen, de rol die we kunnen krijgen. Als ik de minister dan zie in een woonfabriek en niet in gesprek gaat over welke kwaliteit we willen maar alleen aantallen en betaalbaarheid dan schuift hij het werkelijke probleem naar de toekomst. Zitten we nu werkelijk te wachten op woningen van 50m2 met een middengang die we nu overal zien verschijnen? Klein is ook hier niet zozeer het item maar als je kleine woningen maakt dan wel met gemeenschappelijke voorzieningen zodat je je feestje met veel vrienden toch thuis kan vieren. En, zo ontstaat er ook meer community en eigenaarschap. 

Het gesprek over plattegronden en typologieën wordt te weinig gevoerd. Begrijp me goed ik zie zeker kansen voor industrialisatie van het woonproduct, er zijn zeker mogelijkheden voor kleine woningen en middengangen. Maar het heeft vooral met bouwen, aantallen, geld en techniek te maken. De culturele en maatschappelijke betekenis van onze gebouwde omgeving wordt te weinig beschouwd. De diversiteit aan mensen, doelgroepen en de stedenbouwkundige impact staat onder druk. Kunnen we wel toekomstbestendige leefomgevingen maken? Architecten, de hier goed in zijn worden maar beperkt ingezet, laten zich te veel meenemen door de opdrachtgever en bouwer. Het is toch werk en omzet. Eigenlijk is dit al een veel langer bestaand fenomeen. Maar we hebben daardoor wel onze positie en betekenis beperkt. 

Was het in de jaren ’80, de wereld van de VINEX, vooral gericht op de nieuwe economie die kon concurreren met het buitenland en de mensen die we daarvoor nodig hadden en goed gehuisvest moesten worden. De wereld vraagt nu om andere aandacht. Veel architecten werken vanuit een sterk sociaal bewustzijn en vanuit de duurzame opgaven die nodig zijn.  De urgentie voor onze planeet wordt gevoeld maar moet nog steeds bevochten worden. De opgaven van nu gaan daarover, ja en ook over de grote aantallen woningen die we moeten bouwen hoewel je daar wel vraagtekens bij wil zetten. Maar gelukkig verschuift de aandacht steeds meer naar wat we al hebben, wat we gebruiken en wat we kunnen delen. We proberen andere uitgangspunten te entameren en te verwerken in onze opdrachten. Uitgaan van wat we hebben. Dat vraagt om andere architecten, ander vakmanschap wellicht. Wellicht veel ondernemender, zelf projecten initiëren. Het tenderprincipe moet over de kop. De open oproep zoals in Vlaanderen.

Het inhoudelijk debat moeten wij als ontwerpers voeren, entameren en uitdragen. Dat kunnen we als we dat collectief en vanuit deskundigheid doen, integraal en met alle disciplines. Er zijn goede opdrachtgevers, daar begint het natuurlijk, er zijn goede bouwers daar moeten we het samen mee doen en er zijn goed ontwerpers. Die impuls moet dus vanuit die samenwerking komen, vanuit onze inhoudelijke vakgroep, vanuit het onderwijs.

Architectuur staat niet op de agenda, bouwen wel. Wij moeten dat zelf veranderen. 

Niet groeien is pas de echte vooruitgang. Te lang en nog steeds is groei het uitgangspunt geweest. Misschien moeten we ook beslissen op bepaalde plekken niet te bouwen, maar her te gebruiken of gebieden weer terug te geven aan de natuur. Laten we focussen op groeien in kwaliteit, in betekenis, in impact, in sociale duurzame samenlevingen.

Publicatiecategorie

Laatste publicaties