door:
Drie recente gebeurtenissen of beter gezegd artikelen hebben mij weer geheel in de startblokken gekregen. Amsterdam is de stad waarin ik geboren ben en waar mijn familie al zeer veel generaties leeft. Een fantastische stad, daar hoef je alleen maar de boeken van Geert Mak voor op na te slaan, een levende stad, een bruisende stad. Als echte opportunistische Amsterdammer, en dat ben ik geloof ik helaas, raak je weleens het perspectief kwijt en waan je de stad als je eigendom die je te vuur en te zwaard zal verdedigen. Zo op het eerste gezicht zou je dus denken dat ik absoluut een steunpilaar ben van “de vrienden van de Binnenstad” en dat ik de oratie van Vincent van Rossum van 26 februari 2010 met als titel “stedenschennis” zou omarmen en daarnaast het Struktonplan voor de onderkeldering van de Amstel resoluut zou afwijzen; maar eigenlijk zijn beide complementair en schenden allemaal Amsterdam. Dit vraagt natuurlijk om een uitleg en daarom even in het kort de drie posities.
Om bij de laatste van de drie te beginnen. Strukton heeft een voorstel uitgewerkt voor een ondergrondse stad bij de Amstel. Euforisch doen ze alsof ze het ei van Columbus hebben ontdekt, maar er zijn al vele plannen gemaakt voor onder de grachten, maar dat ter zijde. Lekker parkeren, uitgaan, winkelen, een impuls voor de stad stellen de bedenkers. Nog los van allerlei praktische bezwaren en onvolkomenheden, zoals ingangen, uitgangen, luchtschachten, verkeersstromen, levert het plan op geen enkele manier een bijdrage aan de vitaliteit van het stedelijk leven dat zich bovengronds afspeelt. Men leeft in een schisma; in Parijs zijn er net grootse plannen om de ondergrondse wereld bij de hallen te slopen. In zoverre kan ik me dus best vinden in het commentaar dat de Vrienden van de Amsterdamse binnenstad als reactie schreven op dit voorstel in het Parool. Beklemder wordt het echter als de eindconclusies van de vrienden tegen het licht worden gehouden. In het artikel gaat het al snel over alleen de binnenstad die geconserveerd moet worden, vooral niets moet worden veranderd, de auto’s moeten in grote garages aan de rand van de (binnen) stad. Wonen daar dan geen Amsterdammers en waarom zouden deze unieke stadsdelen niet geconserveerd moeten worden? Plan zuid, het AUP, de westelijke tuinsteden, betondorp Jeruzalem om maar eens wat te noemen. Hoe de stad vitaal moet blijven is me na het verhaal van de vrienden niet duidelijk. Wel is me duidelijk dat alles binnen de Stadhouderskade heilig is en de rest kieperen ze gewoon over de schutting voor de rest van de stad. Dat brengt me uiteindelijk bij het Orakel van Rossem die de laatste jaren in Amsterdam een forse invloed heeft gekregen.
Nu ken ik Van Rossem vooral uit zijn tijd dat hij te vuur en te zwaard de vooroorlogse wijken bejubelde en leuke pamfletten schreef zoals “de Randstad bestaat niet” en kwamen zijn recente opinies mij wat vreemd over. Het leek mij kortom een goed moment om me eens te verdiepen in de onlangs uitgesproken oratierede van de promovendi van Rossum. Het is een verbijsterend verhaal. Woorden schieten te kort om de angst, het ongeloof in eigen kunnen en de kennis van deze tijd. Alles wat maar een beetje overlast oplevert in de heilige binnenstad is terecht verdwenen schrijft van Rossem. De moderne stedenbouw wordt door hem vergeleken met de tweede wereldoorlog. Sterker nog bijna alle ingrepen in de stad, of beter gezegd de grachtengordel want verder reikt de blik van het orakel niet, zijn fouten. Het dichtzetten van het open haven front, de Raadhuisstaat, de verbrede Vijzelstraat. De enige echte remedie volgens van Rossem is alle verkeerszooi opruimen en de stad herbouwen. Overigens staat dat weer rechtlijnig tegenover zijn verderop in zijn rede verkondigde opinie, dat het verboden zou moeten worden om gebouwen af te breken in plaats van monumentenlijsten aan te leggen. Dit zou ook volgens hem moeten gelden voor de naoorlogse wijken. (Ik heb nog geen stuk gelezen over het behouden van de Bijlmer maar wellicht komt dat nog…). Het warrige betoog, de visieloosheid, de volstrekte nihilistische en cynische houding over de ontwerpers van de stad, ze bieden geen enkel zinnig aanknopingspunt om een vitaal Amsterdam te houden. Een stad met toekomst om in te wonen, te werken, te wandelen, die oplossingen biedt voor toekomstige vraagstukken van milieu, verdichting, bereikbaarheid, draagvlak, goed openbaar vervoer, een heel Amsterdam inclusief IJburg en noord dus, om maar eens wat onderwerpen te noemen. Maar Van Rossem appelleert natuurlijk aan het populistische onderbuikgevoel waarmee de angstige maatschappij van doordrenkt dreigt te raken en waarin de vlucht vooruit wordt gezocht in het reactionaire, waarin een paar scheefzakkende huisjes op de Vijzelstraat meteen vragen om draconische debatten zonder enig ruimer perspectief. Natuurlijk snap ik dat de bewoners en omwonenden opgewonden raken, maar van een weldenkende man zou toch meer afstand en reflectie en perspectief mogen worden verwacht. In dit kader is het plan van Strukton te begrijpen, als er dan helemaal niets meer mag boven de grond in de stad, dan zal de vlucht onder de grond moeten worden gezocht. En zo zijn het onze angstige vrienden die leiden tot dit soort vreemdsoortige voorstellen. Mijn pleidooi zou zijn om vanuit de analyse van de stad, met respect en nuance haar te vernieuwen, te transformeren (dat kan ook door bestaande gebouwen een andere functie te “mogen” geven). Van Rossem is er aan het einde van zijn oratie ook eerlijk over; hij prijst Manfred Bock zijn promotor dat het hem op wonderbaarlijke wijze gelukt is een serieus proefschrift uit zijn handen te krijgen. Na het lezen van deze oratie zal ik me er niet toe kunnen zetten dat stuk te gaan lezen en hoop ik dat de Amsterdamse politiek en openbaar bestuur de wijsheid heeft om de door henzelf aangestelde orakelende Van Rossem op een laag pitje te zetten, want Amsterdam verdient echt veel beter.
Jurriaan van Stigt
18 mei 2010