door:
Een van de meest erotische herinneringen die ik heb, speelde zich af in het landschap. Zonder architectuur.
Het was eind jaren 60, op de Maasvlakte die toen net klaar was, maar nog onbebouwd. Een woestijn aan zee. Met een vriendje reed ik vanuit Delft daar naar toe in mijn gloednieuwe Austin Se7en (zo spelde je dat). We sprongen uit de auto en de kleren. Op klaarlichte dag. Het zou de plek geweest kunnen zijn waar nu de Container Terminal is, die we vorig jaar met AetA bezochten in het kader van 24 uur Rotterdam.
Boven ons een Hollandse wolkenlucht. Ruysdael, gratis, zonder museumkaart. Onder ons het zand dat daar voor miljoenen door de Rotterdamse haven was aangevoerd. Verder niets dan de horizon die er altijd al was.
Het was de tijd dat de PSP met een verkiezingsposter kwam met een frontaal naakte vrouw met uitgespreide armen en daarachter een koe in de wei en daaronder de tekst ontwapenend.
Met mijn vriendje van toen (intussen, net als ik, al boven de 65) deel ik nog zo nu en dan hier thuis het bed. Een verdieping lager staat in de garage een Austin Cooper S uit 1966. Net als architectuur, kunnen auto’s ook erotische herinneringen vasthouden.
Maar architectuur?
In april waren we met AetA in België. Op de eerste dag bezochten we de kapel van Onze Lieve Vrouw van Kerselare in Oudenaarde. Een lange rechthoek onder een schuin dak. Ruwe beton met eenzijdig daglicht. De architect Juliaan Lampens had, volgens de reisgids, Ronchamp van Le Corbusier vergeleken met een bordeel. Aan zijn kapel was te zien dat hij er anders over dacht.
In de bus leverde dat een discussie op, waarbij Aryan Sikkema de stelling poneerde: Alle goede architectuur is erotisch. Die opmerking vormde voor AetA de aanleiding tot het debat Erotiek en Architectuur.
Vandaar deze volgende herinnering aan mijn eerste bezoek aan Ronchamp.
Het is 1966. Met drie Stylosvrienden ben ik vanuit Delft op bedevaart naar Halen, de woonwijk van Atelier 5 bij Bern. De kapel van Le Corbusier ligt op de route. In het donker ontstaat in de auto een gesprek over geloof. Allemaal onzin, menen drie van ons, waaronder ik. Fokke is katholiek en getuigt daarvan, zonder de rest te overtuigen.
Dan komen we de kapel binnen. Leeg, helemaal voor ons vieren. We gaan zitten en kijken naar een tableau met brandende kaarsen. Stil, ieder woord is overbodig.
De volgende morgen zien we de kapel bij daglicht. De abbé is er ook, de bouwpastoor die tegen dit alles ja heeft gezegd. Een vriendelijke, korte en gezette man die aanwezig was bij het ontstaan van dit wonder van architectuur.
Is Ronchamp erotisch? Nee, maar het is ook geen Onbevlekte Ontvangenis. Nergens zie je beton dat zo’n huid van een gebouw vormt. Het dak zweeft, de vloer helt, het licht straalt. Dat was ook allemaal het geval toen ik er later nog een paar keer was. Niets kan op tegen die herinnering aan die eerste keer.
Naast landschap en architectuur is er het interieur. Door zijn intimiteit bij uitstek geschikt voor erotiek.
Dan moet ik denken aan het vooronder van de botter BU 130. Gebouwd in 1875, in 1965 aangekocht door Delftse studenten waar ik er één van was. Herdoopt tot Trui en dankzij de inzet van velen nog steeds in de vaart. In zo’n vooronder moet je het vooral van eigen en elkaars lichaamswarmte hebben. Je hoort de wind, het klotsen van water en de boot wiegt je in slaap.
Van een vlakte aan de Noordzee tot een vooronder op het IJsselmeer – erotiek is overal, met of zonder architectuur.
Friso Broeksma
17 oktober 2010