door:
Editorial
Ik vraag me soms af wanneer de zitkuil weer terugkomt. Wie bedenkt nou zoiets dat het midden houdt tussen een onpraktisch niveauverschil middenin in een woonkamer en een stoeiplek voor aanhangers van de vrije liefde. Het is maar één voorbeeld van ‘wooncultuur’ uit het verleden, wel de ‘cool-ste’ ooit denk ik. Wonen komt van het Hochdeutsche ‘buan’ dat wonen betekent. We weten dat sinds Heidegger. Maar wie had ooit gedacht dat na een lange ontstaansgeschiedenis van grotbewoning, hutten en leembouw tot volkswoningbouw in de 19e en 20e eeuw de mensheid nog moest worden opgevoed om te leren hóe je moet wonen. We zouden dat toch wel zo langzamerhand als vanzelf moeten meekrijgen en toch is iedere jonge generatie weer even in verwarring hoe de eigen stede in te richten om niet zelden daarna te kiezen voor een kopie van het ouderlijk interieur. Of je wil of niet, we wonen allemaal ergens, een universeel gegeven. Maar hoe we wonen, willen wonen, verschilt hemelsbreed. Wij architecten hebben boekenkasten vol met woongebouwen, woningen, huizen of hoe je het maar wilt noemen. Af en toe doen er ook nog mensen een poging het huis en de bewoners te beschrijven of in beeld te brengen, zoals in de recente fotorubrieken in bijvoorbeeld de NRC. Maar ook zij die zich indenken dat zij met hun tijd mee moeten, kiezen zelden voor het eigen gedroomde huis en interieur. We kennen vele leefstijlen maar voegen daar zelden een eigen variant aan toe. De woninginrichters zijn ons in veel opzichten te slim af en gieten onze dromen in voorgekookte mallen met vermeende originaliteit…….
Dat is het thema van FORUM 08. Hoe wonen we zelf, in keurig gerestaureerde monumenten of in ons eigen ontwerp? En als we dan in de gelegenheid zijn gesteld om ons eigen huis te ontwerpen, biedt dat ontwerp dan een oplossing voor een groter publiek of heeft het zelfs potentie om tot leefstijl uit te groeien. Kortom, is het experiment een prototype of een zeer persoonlijk statement over wat wonen is en hoe het samenvalt met hoe je zelf in het leven staat. In dit nummer balanceren auteurs tussen wat hen als wezenlijke woonervaring is overkomen en hoe ze deze in hun werk incorporeren of daartoe pogingen doen, en hoe ze soms nieuwe waardering hechtten aan wat we al kunnen weten uit de omvangrijke literatuur over wonen. Of hoe een geniale uitvinding in het wonen, een detail of een ruimtelijke vondst, door het alledaagse soms wordt ontmaskerd en een generieke toepassing onmogelijk wordt gemaakt.
Met bijdragen van:
Jurriaan van Stigt—Editorial—Buan
Dana Ponec—Thuis
Herman de Kovel—Een bungalow tussen de bomen
Marian van der Waals—De hal
Jan Benthem—Felix op De Fantasie
Mechtild Stuhlmacher—Kamer
Wim de Vos—Langhaus Hoogkade
Heike Löhmann—ademruimte
Ossip van Duivenbode
Hans van Heeswijk—Wonen of thuis zijn
Ruggero Tropeano—Elementen van nomadisch wonen—FORUM XXX-3
Otto van Dijk—Manifest tegen valse romantiek
Simone Gerards—Krabbels van een architectenfamilie
Jouke Post—Verlegd speelveld
Aad Lambert—Verrassende kijklijnen
Laurens de Boer—Wonen is hard werken
Joke Vos—De Steenakkers
Aafke van Dijk—Een maatpak
Bas Vogelpoel—Een beetje van mezelf en een beetje van…