door:
Enkele ontwikkelingen van Amersfoort stonden in deze excursie centraal. Het gevarieerde programma is in staat geweest ons de schaalsprong van het stedelijke weefsel tot aan het interieur van een architectenbureau te laten zien. Van stoel tot stad, dus.
De middag begint in het gebouw van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die haar gebouw met het culturele expositiecentrum KAdE (Kunst aan de Eem) deelt. Het gebouw is door Juan Navarro Baldeweg ontworpen. Een Madrileense architect, schilder en beeldhouwer die in de filosofie gelooft dat de stad haar eigen horizon zelf bouwt. Deze gedachtegang is voor deze middag bijzonder gezien het feit dat Noud de Vreeze, juist in dit gebouw, zijn lezing als stadsbouwmeester van Amersfoort voor ons houdt. Een stadsbouwmeester, die met de kracht van Superman, zijn werk in een stad van Kryptoniet blijkt te moeten doen. Of zoals hij het zelf verwoord: "ik voel me als een buitenboord motor die nooit gebruikt wordt". Desalniettemin heeft hij zijn lezing met enthousiasme gehouden waarmee wij van zijn passie voor het vak en zijn kennis van de stad hebben kunnen genieten.
Noud de Vreeze werd in 2008 als stadsbouwmeester aangesteld. Toen was de kredietcrisis in opkomst. Om die reden moest er bezuinigd worden aan plannen voor de stad zoals het belangrijke plan Binnenstad. De Vreeze vertelde ons dat hij naast de crisis geconfronteerd werd met het feit dat de politici te weinig inzicht hadden in de geschiedenis van Amersfoort en dat er te weinig nagedacht was over de structuur van de plattegrond van de stad.
Zijn lezing brengt ons daarom terug naar de 14de eeuw. Amersfoort is op een moerasgebied ontstaan en om die reden was inpoldering, als reactie op de geologische eigenschappen, noodzakelijk. De kruisingen van een aantal van deze onnatuurlijke waterwegen zijn in de structuur van de stad nog aanwezig. Gedurende twee eeuwen kent Amersfoort een acentrische groei waardoor het centrum haar centrale positie in de stedelijke plattegrond kwijtraakt.
Met het plan van de toenmalige stadsarchitect Van der Tak moest, in de jaren 20 en 30, het centrum weer centraal liggen. Om dit te kunnen bereiken is de uitbreiding aan de Noordoost kant van de stad een vereiste. Met deze ontwikkeling krijgt de stad haar vorm als bloemblad model.
In de jaren 60 en 70 groeit het noord snel en het zuid blijkt een grote ecologische waarde te hebben.
In de 21ste eeuw constateert men dat het ruimtegebruik in het centrum en zijn rol als link in het stedelijke weefsel nog niet optimaal zijn. Het plan Binnenstad speelt een grote rol voor de binnenstedelijke herstructurering.
De kern van de oude binnenstad heeft grote aantrekkingskracht gezien haar ruimte- en architectonische kwaliteit. De grote problemen van het centrum van Amersfoort liggen in de routing, in de verkeerstructuur en in de functies die gehuisvest zijn in de plinten van de nieuwe gebouwen. Vanuit het station moet men zich afvragen waar het centrum ligt. Als eenmaal de route naar het centrum ontdekt is, moet men door een slecht ingericht maaiveld en langs ramen met onaantrekkelijke functies op de begane grond lopen. Voor de verkeerscirculatie zou de stadsring afgemaakt moeten worden.
Een belangrijk project in deze herstructureringsopgave is het Eemcentrum, een van de vier polen van het stadscentrum. Dit brengt ons naar het tweede deel van de lezing die door Anton Peltenburg, stedenbouwkundige van de gemeente Amersfoort, wordt gehouden.
Na de plannen van VHP, Riek Bakker en Rein Geurtsen wordt het Duitse bureau Bolles + Wilsom gekozen voor het maken van het masterplan. Dit plan bevat een groot multifunctioneel programma rondom een hellend plein dat de relatie met het water zoekt.
Onder de supervisie van Peter Wilsom worden verschillende architecten door Multi Vastgoed gevraagd ontwerpen te maken voor het architectonische ensemble. Namen als Meccano, Neutelings & Riedijk, Rijnboutt, Drost en Van Veen en Dick van Gammeren worden bij het plan getrokken om vorm te geven aan een bioscoop en discotheek/poppodium, scholen van de kunst, bibliotheek, woningen, kantoren, parkeergarage, etc. Hedendaagse architectuur begrenst het publiek domein, het plein, dat door de gemeente zelf ontworpen is. Een ontwerp dat mij meteen aan Roberto Burle Marx liet denken. Het Copacabana-gevoel kwam spontaan optreden.
En nu, snel naar de derde presentatie. Wim Woensdregt van ADP architecten brengt ons in een snel tempo door het ontwerp- en uitvoeringsproces van het gebouw van de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE). Vervolgens kregen we de gelegenheid om het gebouw te bezichtigen.
Navarro Baldeweg is de ontwerpende architect, ADP Architecten is de uitvoerende architect die eerder samenwerkte met onder meer Siza en Cruz y Ortis.
Uit het verhaal van Woensdregt blijkt dat het ontwerp tot stand is gekomen door een respectvolle dialoog waar Spaanse principes naar een Hollands gebouw goed zijn vertaald.
Het gebouw is geïnspireerd op een schilderij van Ruisdael (Gezicht op Haarlem met bleekvelden) en een schilderij van een kerkinterieur van Saenredam. Licht is een belangrijk element in de architectuur van Baldeweg. Een principe dat in het atrium van het RCE duidelijk voelbaar is. Dit effect wordt bereikt door de enorme glazen gevel die de hele middag zonlicht opvangt. Door deze oriëntatie is deze gevel als klimaatgevel ontworpen en gedetailleerd. Het glas van deze gevel is speciaal behandeld om het licht binnen te laten schitteren. Het visuele contact tussen binnen en buiten is in de hal bereikt door de bestrating van buiten als vloer van de hal te gebruiken.
We gaan naar buiten om de Wagenwerkplaats te gaan kijken. Van uit de passieve lichamelijke houding uit de lezingreeks lopen we richting het station. We hebben er zin in en het weer heeft, na een regenachtige week, compassie met de leden van AetA getoond. We gaan verder, we klimmen sportief over het hekwerk om het gebied te bereiken dat de locatie is van het stedenbouwkundige plan van bureau MUST uit Amsterdam.
Martin Hopman geeft toelichting op zijn masterplan voor deze geleidelijke ontwikkeling en leidt ons rond door het gebied. De Wagenwerkplaats ligt achter het centraal station van Amersfoort en omvat een gebied van bijna 20 hectare grond waar monumentale gebouwen dienen als nieuwe huisvesting voor ondernemers, culturele instellingen en kunstenaars. Een interessante ontwikkeling gezien het feit dat dit gebied, zo dichtbij het centrum, niet eerder als stedelijke ruimte bedoeld was. Langs het "spoorlandschap" groeit de "spoornatuur" als microsfeer in de stad en wacht op verdere ontwikkelingen die afhankelijk zijn van de regelgeving van externe veiligheid in verband met goederentreinen die nog gebruik maken van deze spoorlijn.
Onze wandeling door Amersfoort met Noud de Vreeze gaat verder en aan het eind van de middag, al in het donker, bereiken we onze laatste excursielocatie in het Oliemolenkwartier. Een gloeiend rood licht, het kader van de voordeur van ZEEP architecten, geeft het signaal dat we op bezoek zijn bij een bijzonder kantoorpand aan de Eem. Kinderen zijn nog druk bezig met het opruimen van spullen die gebruikt zijn tijdens activiteiten die ook in ZEEP plaatsgevonden hebben. Hier worden we vriendelijke ontvangen door Jan Polen die ons meteen verteld dat zijn kantoor een plek in de stad is. Een architectenbureau dat tegelijkertijd de ontwerper is en onderdeel uitmaakt van deze stedenbouwkundige opgave. Zijn bureau maakt ook het ontwerp voor enkele nieuwe gebouwen en voor het hergebruik van bestaande panden. In een van deze panden, de voormalige zeepfabriek, is zijn kantoor gehuisvest.
Onder het genot van een drankje en heerlijke hapjes luisteren we naar de presentatie van Jan Polen over de ontwikkeling van dit gebied en zijn ervaringen in het proces.
Het voormalige fabrieksterrein maakt onderdeel uit van het nieuwe culturele hart van Amersfoort die met multifunctionele functies tot stand gebracht moet worden. De bestaande gebouwen bepalen hoe de ruimte daartussen ingevoeld wordt. Het ensemble van industrieel karakter en nieuwbouw geeft de kans aan dit gebied om een nieuwe identiteit te kunnen aannemen. Het ontwerp- en ontwikkelingsproces vragen naar lange adem. Bestaande gebouwen hebben als eerste een functie gekregen. Om de programmatische leegte in de fasering te kunnen opvangen, en het gebied levende te houden, wordt tijdelijk huisvesting aan kunstenaars geboden.
De presentatie van Jan Polen bleek een goede programmasluiting te zijn. Hij legt ons zijn ontwerpfilosofie uit vanuit een stedenbouwkundige opgave tot aan het corrosieproces van de stalenplaten aan de gevel van het nieuwe gedeelte van zijn kantoor. De dag beëindigt met de bevestiging dat de schaalsprong van stedenbouw naar (interieur)architectuur essentieel is om leefomgeving te kunnen maken.
Paola Huijding