door:
verslag van 24 november 2010
Voor de derde keer is er een Gesprek van AetA bij Francisca en Jan Benthem thuis. Na het Ornament en de Rol van de Architect is nu Erotiek aan de beurt. De aanleiding is de excursie naar België in april van dit jaar. Op de eerste dag bezoeken we de kapel van Onze Lieve Vrouw in Oudenaarde. Een lange rechthoek onder een schuin dak. Ruwe beton met eenzijdig daglicht. De architect Juliaan Lampens had, volgens de reisgids, Ronchamp (1955) van Le Corbusier vergeleken met een bordeel. Aan zijn kapel uit 1966 is te zien dat hij er elf jaar later heel anders over dacht.
In de bus levert dat een discussie op, waarbij Aryan Sikkema de stelling poneert: Alle goede architectuur is erotisch. Dat wordt een half jaar later, op 24 november, het thema van deze avond.
Fridjof van den Berg heeft, om de stemming er in te brengen, voor de inloop van deze bijeenkomst een selectie gemaakt van gebouwen met erotische kenmerken, gerealiseerd of nooit tot stand gekomen.
inleidingen
Aryan Sikkema geeft als gespreksleider en aangever van het thema de aftrap aan de hand van een aantal beelden afkomstig van zijn Chinareis met AetA. Intussen heeft hij ook de titel van de bijeenkomst veranderd in Architectura et Amore / Amour. Zijn stelling blijft hetzelfde: "Goede architectuur is erotisch en draagt bij tot het geluk van mensen."
Dat kan zijn functioneel als gebruiker, economisch als eigenaar, technisch als ontwerper en tot slot cultureel. Bij dat laatste is dan sprake van een lichamelijke kant (erotisch) en een cerebraal aspect (poëtisch).
Om greep op het onderwerp te krijgen, onderscheidt hij ook nog drie categorieën:
Huisvesting voor erotische bezigheden. Zijn illustratie daarvan is een beeld van twee paarden die wang aan wang in een groen landschap staan;
Gebouwen die door hun antropomorfe verschijning associaties oproepen met lichamelijke activiteiten, maar ook Midden-Europese puddingvormen;
Een gebouw als het Sonsbeek paviljoen van Rietveld dat nu al voor de derde keer verrezen is en dus wel het beste gebouw van de twintigste eeuw moet zijn.
Het gaat om binnenkomen, ontdekken, strelen met handen en ogen, beschutting en openheid, terug willen komen om het opnieuw te willen beleven omdat iets met liefde tot stand is gekomen.
( kijk ook bij de tekst van Aryan Architectuur & Amore)
Maartje Lammers toont haar Dragspelhuset in een Zweeds bos aan de oever van een meer. Van oorsprong een visserskot met paardenhaar tussen de balken. De restricties waren dat er maximaal 30 m² aan toegevoegd mocht worden en er een afstand van 30 m tot de erfgrens gold. De strategie was om een uitschuifbare aanbouw te maken die zich aan de regels houdt als er niemand is. De inspiratie was Fallingwater, een eenheid van architectuur en natuur. Het resultaat is een ambachtelijk, bijna houtje touwtjeachtig liefdesnest in het bos. Alle zintuigen komen er aan te pas. Als het geregend heeft, ruikt het anders dan daarvoor. Het geluid van het water is constant aanwezig.
Het exterieur heeft dierlijke vormen met associaties aan slakken, schildpadden en neushoorns. Van binnen is de afwerking met rendierhuiden. De dochter van zes jaar oud heeft drie nachten opgekruld geslapen in de doos waarmee die vellen werden aangevoerd.
Een conch schelp en Antelope Canyon in Arizona waren ook een voorbeeld.
Madeleine Steigenga laat beelden zien van het bordeel La Bolleur in Eindhoven
Het gebouw is na het overlijden van de eigenaar gekraakt door het collectief La Bolleur (www.labolleur.com. "Wie van jullie is er wel eens in een bordeel geweest?", vraagt Madeleine. Dat zijn er niet meer dan drie in dit keurige gezelschap. De rest ziet voor het eerst van hun leven een peeskamer, een bar met paaldanseres en spiegels, veel spiegels. Zowel met rood licht als onbarmhartig geflitst.
Ook de kaft van Madelon Vriesendorp voor Delirious New York van Rem Koolhaas komt nog voorbij, waarin de RCA wolkenkrabber Empire State en Chrysler Building en flagrante betrapt op overspel naast een condoom in de vorm van een leeggelopen Goodyear blimp; de humoristische verbeelding van de fallussen, de wolkenkrabbers - machtsymbolen die heel gezellig het bed blijken te kunnen delen
Tot slot haalt Madeleine herinneringen op aan een excursie met Jeanne Dekkers en John Körmeling in gezelschap met antroposofen en wichelroedelopers. Het Goetheanum in Dornach was onderdeel van de reis. Het gebouw voor de centrale verwarming met twee bolvormige volumes en een fallus met weerhaken maakte grote indruk, net als de deurgrepen die Madeleine later tegenkwam in de studio van Norman Foster. De vraag blijft: "hoe bewust gaan we als ontwerper om met die erotiek in ons werk?"
Dat is een mooie overgang naar de volgende spreker, Vera Yanovshtchinsky, waar Madeleine ooit in 1978 een tekening van zag.
Vera Yanovshtchinsky heeft die tekening weer opgezocht. De titel is I Have a Dream. Het is een landschap met in de verte een silhouet van een gebouw en iets dichterbij een vorm die zowel oog, mond als oor zou kunnen zijn. Een orgaan om emoties te ontvangen en te uiten. Een gebouw van koesteren en verlangen. Zo'n bordeel uit een Western waar de cowboy z'n paard aanbindt en de trap op stormt, vol verwachting. Een protest tegen het droge Delft van die tijd.
Daar hoorde een reeks collages bij met stroomgleuven bij eb in de Waddenzee, snelle auto's, speelplekken voor kinderen om te buitelen en te stuiteren. Het uiteindelijk ontwerp was zowel speels als keihard. Een plezierpaleis met talloze mogelijkheden van gebruik op verschillende lagen rond een centrale kolom.
Pjotr Gonggrijp rondt de inleidingen af zoals hij dat vroeger in Delft ook deed. Met een nadruk op de condities die nodig zijn om met elkaar een gesprek aan te gaan. Daar deelt hij een voorbeeld van uit: de tent en de voorruimte daarvan waar duizend Israëlieten met elkaar in gesprek konden komen door elkaar te zien en verstaanbaar te zijn.
Zo gebeurde dat ook in 1958-1962 tijdens de commentaarcolleges, een initiatief van professor Van den Broek samen met Van Eesteren. Voor het eerst kwamen er mensen van buiten hun verhaal vertellen op een college en namen studenten zoals Jean Leering, Michiel Polak en Pjotr het woord. Van der Leeuw als president-curator van de TH was psychoanalyticus met een opleiding in Wenen en stimuleerde dat. (ik heb altijd begrepen dat Van Leeuwen in analyse is geweest, niet dat hij zelf psychoanalyticus was) In het openbaar over emoties praten, daar ging het om. Vergissingen kunnen toegeven om er van te kunnen leren. Bewust zijn van het feit dat er ook voor kinderen gebouwd wordt en hoe belangrijk dat is.
discussie
Aryan Sikkema geeft opnieuw een voorzet, nu voor de discussie, met zijn stelling dat goede architectuur erotiek bevat, maar nu aangevuld met de vraag hoe psychiatrie en psychologie daar behulpzaam in kunnen zijn. Hij sluit zijn verhaal af met zijn liefdesverklaring over Rietvelds' Sonsbeek paviljoen "een nimf in het bos die je leven voorgoed verandert".
Natascha Drabbe constateert dat in ons vak en de opleiding dit soort emoties niet worden benoemd en dat daarmee The City and the Senses niet tot zijn recht komt.
Madeleine Steigenga benadrukt dat de centrale vraag is: "Wat is je eigen ervaring?" Dat zou je in een ontwerp moeten kunnen vertalen, maar tijdens je opleiding leer je dat niet.
Het gesprek draait naar de manier waarop we spreken en schrijven over gebouwen en architectuur. De standaard ligt te veel vast, de empathie wat de beschouwer 'ondervindt' mag niet getoond worden in de beschrijving. blijft buiten de beschouwing.
Madeleine haalt het voorbeeld aan van een jonge criticus die in een tijdschrift op een persoonlijker over een project van haar schreef. Voor haar een eye-opener, de redactie vond het niets.
Hester Wolters heeft de indruk dat er tegenwoordig geen echte discussie meer plaats vindt tussen architecten. Dat was in de jaren 30 en 60 wel anders. Nu is iedereen individualistisch bezig, het debat tussen architecten onderling is er niet. Ze is het er niet mee eens dat door de beschrijving van een gebouw geen gevoel wordt overgebracht. Maar memoreert dat bij te ingewikkelde en filosofische teksten over gebouwen haken de lezers afhaken (Archis).
Van verschillende kanten komen nu opmerkingen over de waarde van het geschreven of gesproken woord.
Bart Duvekot vraagt nadrukkelijk waarom je het daarbij zou laten. Natuurlijk is het belangrijk om te melden dat iets er is, maar je bent er pas klaar mee als je het ook in werkelijkheid hebt gezien.
Madeleine Steigenga haalt het voorbeeld aan van een jonge criticus die in een tijdschrift een zeer persoonlijk artikel had geschreven over een project van haar waar ze graag over in gesprek was gegaan. Nooit meer iets van gehoord.
Minke Wagenaar houdt een pleidooi om als beroepsgroep een taal te ontwikkelen om het over deze onderwerpen te hebben. Zij heeft onderzoek gedaan en is geschrokken van het gebrek aan tactiele kwaliteiten.
Aryan Sikkema stelt aan de orde hoe dat wetenschappelijk valt op te lossen. Zijn dat toch weer de psychologen en psychiaters?
Pjotr Gonggrijp noemt congressen waar hij in de jaren 90 aan meedeed. Nadat de mensheid minder nomadisch werd, was de boodschap, nam de vruchtbaarheid toe door zich op één vaste plek te vestigen. Waarom hebben psychiaters daar geen antwoord op?
Bart Duvekot heeft ervaren dat iedere keer als hij bij een opdracht aan de orde wil stellen waar het in zijn ogen werkelijk over gaat er geen respons is. Wat hem bezighoudt zijn overgangen van openbaar naar privé, van donker naar licht, van hoog naar laag. Daar komt vervolgens zelden een reactie op en daar windt hij zich nog steeds over op. "Waarom wordt een vide gezien als een ruimte die je dicht kan zetten om zo meer vierkante meters te hebben?"
Aryan Sikkema, na nog wat woordenwisselingen over het verschil tussen erotiek en seksualiteit, sluit de discussie af met het voorstel om vooral na te blijven denken over dit boeiende onderwerp. Zou dit geen onderdeel moeten gaan vormen van de Europese methode van aanbesteding?
De vragen die hij aan het begin stelde over de erotische aantrekkingskracht van gebouwen - geldt dat ook niet voor personen? Dan wordt het pas echt spannend!
Graag zou hij van de aanwezigen nog suggesties krijgen op zijn nominatie van het Sonsbeek paviljoen als beste gebouw van de twintigste eeuw.
Laten we ons allemaal de volgende keer dat we weer van dichtbij een gebouw meemaken, de vraag stellen: "Kan ik me hier een mens bij voorstellen en hoe voelt dat dan?"
26 november 2020