door:
Op 10 april ging Het Gesprek over De stad als natuur. Hans Ophuis schreef het verslag.
Als ‘Bosco verticale’ (het verticale woud) van Stefano Boeri in hartje Milaan gereed is, kan met recht gezegd worden dat een nieuw hoofdstuk in de relatie groen en architectuur is ingeslagen. Niet dat er geen eerdere pogingen ondernomen zijn om de kloof tussen dooie architectuur en levende natuur te overbruggen of de confrontatie tussen de onverzettelijkheid van gebouwde materie en de onvoorspelbare spontaniteit en vergankelijkheid van groen en seizoen aan te gaan. Integendeel, de lezing van Helga Fassbinder over de stad als natuur was doorspekt met mooie beelden om te laten zien dat het onderwerp springlevend is. Wat echter beklijft is een gevoel dat in de meeste gevallen de relatie niet vanzelfsprekend is en nog steeds moeizaam tot stand komt. Een korte terugblik.
Voor een goed gevulde loft bij onze immer charmante gastvrouw Francisca begon prof.dr. Helga Fassbinder, emeritus hoogleraar stedenbouw aan de TU Eindhoven, haar betoog met een recent alarmerend geluid over de opwarming van de oceanen. De opgeslagen energie in de oceaandelen dieper dan 700 m zou een veel hogere stijging laten zien dan in de meer ondiepe delen. Onze populatiegroei, toenemende consumptie en de daarmee samenhangende explosieve CO2 uitstoot lijken langzamerhand een structurele impact te hebben op de langere termijn eigenschappen van het klimaat. Onder verwijzingen naar de ‘kroongetuigen van het eerste uur’ die al vanaf begin jaren zeventig hier de aandacht op vestigden, zoals de Club van Rome, NASA onderzoeker James Hansen en de Engelse chemicus en bioloog James Lovelock, laat zij zien dat het bewustzijn hierover groeiende is en langzamerhand steeds meer erkend wordt. Vooral de GAIA-hypothese van Lovelock, waarin het hele zon-aarde stelsel als een zelfregulerend systeem wordt beschouwd, begint steeds meer aanhang te krijgen onder wetenschappers. Volgens deze hypothese bevindt de biosfeer zich in een dynamische toestand waarin de evolutie van leven mogelijk wordt gemaakt doordat het geheel van alle organismen door terugkeereffecten onderhouden en gestabiliseerd worden. In ‘The revenge of GAIA’ uit 2006 en ‘The vanishing face of GAIA’ uit 2010 beschrijft Lovelock hoe de opwarmingseffecten ten gevolge van ons intensieve gebruik van fossiele brandstoffen inmiddels gevaarlijk grenzen hebben bereikt, en tot escalatie van het klimaat kunnen leiden.
Wat moet je daar als architect nu mee? Professor Fassbinder laakt het ontbreken van het besef bij veel professionals dat planning ingrijpt in een oeroud systeem, dat uitgebalanceerd is en zich zelf recycled, en dat de componenten van dit systeem hun positie in miljoenen jaren hebben verworven. Waar zelfbehoud of religieuze overwegingen in het verleden een rem zetten op een al te rigoureuze uitbuiting of destructie van de natuur, en ruimte boden aan het regeneratie vermogen van de natuur, ziet Fassbinder nu een geseculariseerde wereld die beheerst wordt door een (schijn)ratio-naliteit die bedrijfseconomische rentabiliteit voorop stelt. Een denken dat georiënteerd is op techniek, en bezield van het idee van onbeperkte beheer-sing van de natuur. Waarbij het nut voor de mens onbeperkte prioriteit heeft, ook als is het maar een kortstondig nut. Natuurlijk is Fassbinder niet blind voor de vele initiatieven die zich inmiddels op velerlei front aandienen van bouwtechnologie tot en met stedenbouw, met duurzame materialen, oplossingen, instrumenten en toepassingen. Ook zij ziet een toenemende overheidsinspanning om de bouwwereld, opdrachtgevers en burgers richting duurzaamheid te sturen.
Wat zij echter mist is de culturele ommezwaai naar een compleet andere visie: niet meer ‘Stad versus Natuur’ of ‘rood versus groen’, maar ‘groen op rood’. Waarbij het gaat om de inbedding van de stad in de complexe samenhangen van de natuur.
Dat brengt een andere esthetiek met zich mee, zoals ooit ook de introductie van staal en beton tot een andere esthetiek heeft geleid. Groen zou beschouwd moeten worden als een gewone bouwsteen, zoals andere bouwmaterialen als hout steen, staal, beton, glas. Een bouwsteen die als een efficiënt en goedkoop middel ingezet zou kunnen worden om veel van de problemen te verzachten waar steden nu inmiddels te kampen hebben. Waterretentie, waterrecycling, klimaatbeheersing en fijnstofreductie zijn maar een paar van de vele uitdagingen waar groen een beslissende rol in kan spelen.
Volgens Fassbinder is het onvoldoende correct om duurzaam te bouwen. Het moet ook zichtbaar zijn. Ook in de vormentaal moet het nieuwe bijzondere (en oeroude) principe van cyclisch denken tot uitdrukking gebracht worden. Duurzaamheid was de eerste stap op weg naar de re-integratie van de stad in een cyclische benadering. Nu is het tijd voor stap twee: de vertaalslag naar vormgeving, naar nieuwe ontwerpconcepten.
Daarom houdt Fassbinder een pleidooi voor een nieuwe schoonheid van architectuur en stedenbouw die zichtbaar maakt dat de stad onderdeel vormt van de natuur, als een specifiek type van natuur, een specifieke biotoop. De stad als specifieke variant op de natuur, als type landschap, zoals er zo veel verschillende types van landschappen zijn.
Met het doel deze benadering uit te dragen heeft zij samen met Harrie van Helmond en Hans Aarsman de stichting ‘Biotope City’ opgericht. Sinds 2005 als online journaal ook te vinden op http://www.biotope-city.net. Hier vind je talrijke voorbeelden van succesvolle groene initiatieven en interviews met de pioniers van het groene denken, zoals Ot Hoffmann, en ook praktische overzichten, zoals de classificatie van prijsklassen van Nicole Pfoser (vergelijk een wand vol wingerd eens met een jardin vertical van Patric Blanc).
Check ook deze link voor een breed actueel overzicht.
Maakt me erg nieuwsgierig wie zich aangesproken voelt ‘Bosco Verticale’ als equivalent van 1 ha. bos naar de kroon te steken.