14 oktober 2012
door:
door:
Op 6 oktober was de VillAetA Geurst & Schulze. Harrie van Helmond maakte het verslag.
De regen was op tijd verdwenen, de lucht was opengetrokken en het heldere blauw vroeg om mooie architectuurfoto’s.
Onder leiding van een ontspannen Rens Schulze werden we langs en door projecten gevoerd.
We begonnen op Katendrecht, de SS Rotterdam deed een poging om de scene te bedwingen maar de ruimtelijkheid van het havengebied won. Wat een locatie om te bouwen! Een complete metamorfose van deze landstrip in de oude havens levert een nieuw stadslandschap op. Langs de rafelrand van oud en nieuw is een groot en langwerpig park gelegd en tussen de kade en het nieuwe groen ontstond de bouwlocatie Parkkwartier.
De stedebouwkundige onderlegger sluit aan op het 19e eeuwse weefsel van de stad, zegt onze reader, maar die stad lijkt ver weg door al dat water. Desalniettemin is het een goede keuze om een no nonse en eenvoudige verkaveling te nemen in deze context.
Het bouwen van veel woningen(128) in “einem Guss” lijkt op deze locatie geen onoverkomelijk probleem. Waar in Vinexen vaak een overdaad aan kunstmatige afwisseling wordt ingezet om de makelaar te behagen en een natuurlijk groei te imiteren, is het hier gewoon logisch om een paar forse woonblokken weg te zetten. De ruimte vraagt om stevige gebaren, geen gedoe.
De vrije sector eigenbouwwoningen die onderdeel uit maken van het plan en zich nestelen in de omarming van de gesloten bouwblokken hebben last van “gedoe”. Elke architect/opdrachtgever wilde iets bijzonders om op te vallen in het totaal. Waar bijv. Borneo Sporenberg, Java-eiland of Roombeek functioneren als bouwvelden met toonkamers van architectonische experimenten, waar elke uitspatting door de volgende wordt overklast, lijkt het hier toch de bedoeling geweest om geen samenhang in verscheidenheid te bereiken maar verscheidenheid in samenhang. De blokken van Rens en Jeroen hebben de vrije kavels ingepakt, nog sterker, de niet verkochte kavels tussen de particuliere woningen hebben ze ook ingevuld. Ongepland is de (mijns inziens) te pittige soep hier aangelengd met de rustige woningbouwarchitectuur waar ook de 3 blokken mee zijn gemaakt.
Wat een genot om de rustige scandering van gevelopeningen, vensteromrandingen, dakterrassen, entree’s en hoeken te beleven. En wat een geluk dat het parkeren in het blok is opgelost.
Uiteraard blijft de opdeling van de blokken in kleinere eenheden een kunstgreep maar wel een goede. Er staat een familie van beschaafde eenheden waarbij specials zoals de Chinese kerk (lees multifunctioneel gebouw) gewoon meeliften en het geheel op smaak maken.
De gevels van deze kerk aan het Donarpad herinneren me met z’n zware lateien en z’n naar boven groter wordende gevelopeningen aan de bekende structuralistische architecten maar ook aan Louis Kahn.
Het architectonisch beton werkt perfect in combinatie met de baksteen, het is geen natuursteen en ook geen Vebo-beton, het is precies goed.
Het kopblok met afgeronde hoeken en zware betonnen banden, waartussen de gemetselde penanten, breekt met de architectuur van de overige blokken: niet qua materiaal maar door de horizontaliteit en de drie extra verdiepingen. Ik denk dat zo’n “storing” op deze plek prima is maar ik hoor her en der geruis in de groep.
Het tweede project was Le Medi in de Schipperbuurt van Bospolder.
In de vakpers heeft dit al veel aandacht gekregen. In Eindhoven is zojuist gestart met een opvolgproject VoltaGalvani. Hier worden behalve woningen ook bedrijfsruimten gebouwd.
Het project bestaat uit 4 bouwblokken die een plein insluiten. Tussen de bouwblokken door zijn er 5 entree’s waar je heel bewust de grens tussen openbaar en collectief door gaat.
De gemetselde gevels aan de buitenkant van het project zijn zeer smaakvol gemetseld in een lichtbruine wasserstrich met lichtgekleurde kaders van de gevelopeningen en idem plinten. Patronen van uitstekende strekken verlevendigen dit gevelbeeld verder, vooral met slagschaduw. Deze architectuur is nog relatief neutraal maar kwalitatief eindeloos beter dan z’n omgeving. Het feest begint echter pas echt bij het betreden van de collectieve binnenruimten. Ellipsvormige bogen vormen de toegangen aan de straat-én pleinzijden, verbonden door trellis waarop het klimgroen al lekker bezig is. Deze groene tunnels leiden je in op de “oosterse” sfeer van plein en stegen. De gekeimde gevels in vele kleuren benadrukken de individuele woningen en geven een feestelijk onhollandse sfeer zonder in kermis of pastiche te ontaarden. De gelaserde metaalplaten op de voordeuren met mozarabische figuraties maken een gedistingeerde indruk. De bloembakkorven die geïntegreerd zijn in de balkonhekken zijn ook zonder bloembakken een esthetische verrijking van het hek. De verdraaide spijlen van de hekwerken geven een vrolijke twist.
De risalietbeëindigingen op de hoeken van hoge gevels markeren de belangrijkste bouwblokken. De betonnen zuilengalerijen van meer dan 3 bouwlagen hoog zijn ondanks hun basale vorm een mooi filter tussen woninggevels en plein. De fontein is een waar mediterraan kunstwerk, de basisvorm is een mastaba waar het water steeds een tree lager de hoek om gaat en eindigt in gootjes die het plein doorkruisen. Een verwijzing naar het Alhambra, en dat in Rotterdam. De speciaal ontworpen typografie van de huisnummers en straatbenamingen doen in de verte denken aan Mackintosh, ik bedoel het als compliment. De mozaïek kunstwerken op de poortplafonds: een locale Michael Angelo?
Maar bovenal zijn de maatverhoudingen van de collectieve ruimten heel goed gelukt: niet te benauwd, niet te ruim, precies goed. Ik weet niet of het plastisch getal gehanteerd is, het zou me niets verbazen.
Zwaar onder de indruk vervolgen we de tour en wissen uit ons geheugen dat de natuursteen plinten en stroken die de ramen en deuren omlijsten, ondeskundig zijn bevestigd zodat er vervelende vochtplekken en schroefkoppen zichtbaar zijn.
Op naar de Lloyd Pier, omringd door water met uitzicht naar alle kanten en lang het domein van havenindustrie.
Geurst en Schulze zijn hier een van de 5 buro’s die dit woningbouwproject hebben vormgegeven.
Rens vertelt over de moeizame relatie met de ontwikkelaar en wijst de gevolgen er van aan.
Het zijn appartementen tot 12 lagen hoog, verweven in de totaalcompositie maar van een herkenbare eigen signatuur.
Omdat het project aan de kop van de taps toelopende pier staat, raakt de bebouwing aan beide langszijden van de pier elkaar hier in een cluster en is er daar supersize doorgang gemaakt.
De architectuur is herkenbaar Geurst en Schulze: rustig, repetitief, kloek, baksteen en (architectonische) beton. Iedereen vindt het jammer dat het kopgebouw, ontworpen door Rijnboutt, niets doet met de frontpositie. Je zou hier een speciale functie of een attractief element verwachten.
Ik zelf vind de ruime kades met grote robuuste siergrasbakken en de oude spoorrails prachtig, gelukkig nog iets behouden van het verleden.
Na een theepauze, die natuurlijk uitloopt ten koste van nog te bezoeken projecten, besluiten we de rondrit met een bezoek aan het project Zuiderspoor Parkstad, precies op het moment van oplevering. We kunnen de woningen in, van hoog tot laag. Parkstad bevat veel sociale woningbouw, maar ook middeldure huur en enkele koopwoningen (de laagbouw).
Rens maakt melding van het feit dat dit het laatste Vestiaproject is en dat er dankzij een gunstige aanbesteding niet bezuinigd hoefde te worden.
Alle ervaring die het bureau heeft opgedaan met metselverbanden en architectonische beton komt hier samen.
Het gaat om 260 woningen, veelal in 8 bouwlagen, waar vindt je dat nog. Het is een gesloten bouwblok dat, gezien de hoogte van de bebouwing, erg smal is. Omdat onder de zijde met appartementen een bovengrondse parkeergarage van 2 lagen is gemaakt, zitten de bewoners van de er tegenovergelegen grondgebonden woningen in hun tuintje tegen deze constructie aan te kijken. Weliswaar is het metselwerk van de garagegevel prachtig en is er in groene begroeiing voorzien: de strook is zó lang en smal dat er een opgesloten ruimte is ontstaan.
De architectuur is rijk, zeker voor dit bureau. Ik moest gelijk denken aan de expressionalistische gevels in Hamburg uit het begin van de vorige eeuw: zwaar van uitstraling, minutieus geprofileerd, degelijk. De plinten in het lichtgekleurde beton zorgen voor een prettige landing op het maaiveld.
Net als op Katendrecht is het geheel opgedeeld in blokken met steeds een iets andere architectonische uitwerking. Met een beperkt palet aan (Hagemeister) baksteen, voegkleuren en verbanden is een mooie variatie ontstaan. Sommige blokken hebben gemetselde waterslagen gemaakt van vormsteen. Iets teruggelegde metselwerk kaders om de raamopeningen nuanceren de gevelperforaties.
De metselwerk lateien geven, door het zeer grote formaat stenen in bijzondere kleuren en texturen, de gevels een zware tektoniek mee. Dit gebeurt ook met de metselwerk borstweringen van de balkons.
De kozijnen zijn in bronskleur geanodiseerd en uitgevoerd is slanke renovatiedetaillering.
De dakterrassen van de 1e verdieping zijn van elkaar gescheiden door gemetselde borstweringen met afdekkers van het prachtige beton. De binnenkort in te huizen bewoners zullen de zeer lage muurtjes gaan aanvullen met een scala aan terrasschermen waardoor een, voor alle bewoners zichtbaar, rommeltje zal ontstaan. De architectuur is hier zó verzorgd en aanwezig dat het deze bewonerstoevoegingen niet zal verdragen, denk ik. Dat had anders gekund door in het ontwerp een andere afscheiding (bloembakken met groeirasters) te maken of door met huurders en kopers bindende afspraken te maken.
Als je buitenruimtes maakt die zo prominent in het zicht komen is dat m.i. nodig om een duurzame kwaliteit te krijgen. Zeker bij dit complex dat alle uitstraling heeft van een solid die de tijd met gemak zal doorstaan en een internationale hoogstedelijke kwaliteit heeft.
Het interieur van de woning is niet meer het domein van de architect, dat weten we allemaal.
Weer staan hier keukens ingebouwd die bijna niemand zal willen hebben. Weer zijn de binnendeuren en binnendeurkozijnen van de goedkoopste soort dat er verkrijgbaar is. Blijkbaar moeten huurders en kopers zich hard maken om dit te veranderen, architecten lukt het niet.
De entreehallen van de gebouwen zijn plezierig ruim en licht. Afwerking doet Siza-iaans aan:
de pendellampen zijn door hem ontworpen (en helaas niet van glas maar lelijk kunststof), de in de wand opgenomen massief houten zitbanken zijn een citaat, net als de kleur van de betegelde wand-en vloerafwerking. Siza mag natuursteen gebruiken, in Nederland zijn dat keramische tegels. Die zijn hier op de hoeken mooi om en om gezet maar de randen ervan zijn niet afgewerkt. Jammer.
Het blanke Iroko van alle betimmeringen, incl. deuren en kozijnen in algemene ruimtes, past goed bij het ontwerp. Het fineer van de deuren is echter zodanig geschild dat het nogal afwijkt van het massieve hout.
Deze opmerkingen moeten echter in de kantlijn gezien worden van een project van een on-nederlandse kwaliteit. Amsterdam had zijn Amsterdamse school, hier staat een Rotterdamse school die zich hier mee kan meten.
Bekijk en lees eerdere verslagen van AetA-excursies hier